Reich Evening (with Rosas, 2007)

share:

choreography
Anne Teresa De Keersmaeker

danced by and created with Anne-Lin Akselsen, Boštjan Antončič, Tale Dolven, Kosi Hidama, Kaya Kolodziejczyk , Cynthia Loemij, Mark Lorimer, Moya Michael, Elisaveta Penkova, Zsuzsa Rozsavölgyi, Igor Shyshko, Clinton Stringer, Sue-Yeon Youn
rehearsal director Vincent Dunoyer
rehearsal directors Drumming Marta Coronado, Ursula Robb
music Steve Reich, György Ligeti

music performed live by Ictus Ensemble :
Jean-Luc Plouvier (keyboard, piano),
Jean-Luc Fafchamps (keyboard, piano),
Gerrit Nulens (keyboard, percussion),
Georges-Elie Octors (keyboard, percussion),
Géry Cambier (percussion),
Miquel Bernat (percussion)

musical analysis Alain Franco
sound Alexandre Fostier
light Remon Fromont
set and light design Drumming after Jan Versweyveld
costumes Tim Van Steenbergen / Dries Van Noten (Drumming) / Rosas (Piano Phase)
assisted by Anne Catherine Kunz
assistant to the artistic director Anne Van Aerschot

production Rosas & De Munt / La Monnaie
coproduction Grand Théâtre de la Ville de Luxembourg, Théâtre de la Ville Paris
support ministerie van de Vlaamse Gemeenschap

We kennen het belang van het hernemen, uitbreiden en zelfs hergebruiken van eigen materiaal in Anne Teresa De Keersmaekers werk. Slechts zelden grijpt een nieuwe voorstelling niet terug naar een vorige om er een gedeelte van te herwerken of er bewegingsmateriaal uit te lichten. De spiraal is zonder twijfel de figuur die de choreografe kenmerkt, en misschien zelfs haar algemene benadering. De ethiek van de spiraal: “Herhaal jezelf om beter afstand te nemen van het middelpunt.”

Hier is een duidelijke verheviging van de symptomen merkbaar: deze Reich Evening moet een doorsnede worden van vijfentwintig jaar werk onder de gemeenschappelijke noemer van het oeuvre van lievelingscomponist Steve Reich, en tegelijk het repertoire van choreografieën op zijn muziek uitbreiden. De verscheidenheid is groot; dat is tegelijk het risico en de schoonheid van deze uitdaging. Toch is dit geen terugblik. Met in de ene hand de statische en bedwelmde processen uit de jaren '80 waarin de frasen slechts een ademtocht duurden, en die zo boeiend waren om naar te kijken, en in de andere hand de huidige duizelingwekkende 'gedanste fuga's' met hun uitgesponnen frasen die zich voortdurend aan het gezichtsveld lijken te onttrekken, zal er nu een nieuwe vlecht geknoopt worden.

Steve Reich, dat is een merkwaardig mengsel van vuur en ijs. Er spreekt een kille vreugde uit de processen die door een of ander onfeilbaar algoritme lijken te worden voortgestuwd (Reich leerde inderdaad lang geleden van John Cage dat het ego van de componist moet wijken opdat de muziek zou kunnen bestaan!). De dramaturgie is weloverwogen. Maar het proces is nooit zuiver (net als bij Ligeti): men moet zoeken op welk punt er een boogvorm optreedt, een afwijkende virtualiteit, en dat dan aangrijpen. Het is de kunst van de minuscule onverwachte wending. Maar bij de rijpere Reich, en in het algemeen ook op het einde van zijn werken, is er toch een - net niet overdreven - uitbundigheid merkbaar, een mystieke drang: een paradoxaal 'Alleluja' zonder melodie dat te voorschijn komt uit de verzadigde verstrengeling van de hoge frequenties.

matrix

Bij wijze van proloog, vooraleer de muzikanten en dansers opkomen, is Steve Reichs Pendulum Music te zien in het schemerdonker. In deze 'installatie' uit 1968 slingeren twee microfoons heen en weer tussen twee luidsprekers tot hun beweging uitdooft, waarbij ze een contrapunt van Larsen-effecten produceren. Geen dans, amper muziek. Een matrix, een minimaal motief ontsproten aan de wetten van de zwaartekracht. Heen en weer, versnelling en vertraging, herhaling en inertie. Een Wet.

Vanaf deze basis bouwt alles zich op - in spiraalvorm, inderdaad. Marimba Phase voor twee slagwerkinstrumenten. Herhaling, verstoring, canon. Daarna dezelfde partituur gespeeld door twee piano's, en nu verschijnen er twee danseressen. We herkennen de Piano Phase uit Fase, four movements to the music of Steve Reich uit 1982, dat na meer dan 150 voorstellingen nog steeds op het repertoire van het gezelschap staat. De slingerbeweging van de rechterarm sleept het hele lichaam mee in een oneindige wenteling. De zware lichamelijke inspanning staat haaks op het logische proces. Hiermee werd een stijl geboren die we 'expressionistische vormelijkheid' kunnen noemen, waarin de uitdrukkingskracht voortvloeit uit de zuivere handeling en de intensiteit uit de dwang.

Uit hetzelfde Fase wordt nu de solo Violin Phase hernomen, waarin de wervelende roes een kalligrafie wordt: de armen doorklieven de lucht terwijl de voeten op de grond een volmaakte mandala beschrijven.

Just Before uit 1997 levert Drumming, Mouvement I voor vier slagwerkers en twaalf dansers, reeds hernomen in Drumming Live in 1998. Met dit stuk voor slagwerk en een paar stemmen, geschreven na een reis naar Ghana, sloot Steve Reich met een uitbarsting van wilde vreugde de periode van het radicale minimalisme af, gewijd aan de strikte toepassing van 'graduele processen'. Een enkel kort ritmisch motief wordt noot per noot opgebouwd tot het versplintert in een reeks canons, samentrekt tot blokken en zich als door een filter verspreidt in de drie klankfamilies van het slagwerk: vellen, toetsen, metaal. Dit is het andere uiterste van De Keersmaekers parcours. De choreografe, steeds trouw aan de muziek, gaat in op de wens van de componist om één groot project voor te stellen, maar dan wel via een polyfonische overvloed, een stortvloed van ideeën die getuigt van een overweldigende ongedwongenheid. Het basismateriaal - een lange gedanste frase die meer dan twee minuten duurt - wordt bewerkt met alle variaties, kantelingen, vertragingen en asverschuivingen die voorhanden zijn. De choreografie benut alle mogelijkheden van de gulden snede om de canons en de verplaatsingen in de ruimte te organiseren. “Een structuur als een brand”, schreef Philippe Guisgand hierover. “Het dansende lichaam doet er vormen in ontstaan, zoals men van een vlam zegt dat ze aan het voorwerp dat er ten prooi aan is, 'likt', en op die manier zijn vorm aanneemt.”

Maar laten we hier stoppen met de lineaire beschrijving van deze avond, die begint met de zachte ironie van een didactisch procédé. Want u begrijpt het al: na een tijdje is er geen sprake meer van een lineaire voortgang. Als de arm opnieuw de slingerbeweging uitgevoerd heeft en de voeten de cirkel beschreven en verplaatst hebben, als de duur ongeduld opgewekt heeft, verschijnt het motief van de spiraal, de buitenwaartse werveling.

drie nieuwe choreografieën op composities van Reich

Voor deze voorstelling worden er drie nieuwe choreografieën gecreëerd op composities van Steve Reich.

Music for Pieces of Wood uit 1973 is een kwintet voor 'claves' (houten staafjes die tegen elkaar geklopt worden), als een polyfonisch verlengde van 'Clapping Music'.

Four Organs voor vier Hammond-orgels en maracas, voor het eerst opgevoerd in Boston in 1970, ontketende waarschijnlijk een van de laatste schandalen in de moderne muziek: er is geen ritmische canon in te bespeuren, maar wel een plastische vervorming van het zware akkoord dat de elektrische orgels uitkrijsen. Alle noten van dit akkoord verlengen bij elke herneming, als waren het aparte strengen wol. Anacrusis (opwaartse beweging), steunpunt, einduitgang (ontspanning): een muzikale basisbeweging die zich steeds trager ontvouwt, als in een heuse thriller.

Eight Lines uit 1979 is een lang en briljant ostinato dat 20 minuten duurt. Het is opgebouwd op een canon van akkoorden waarvan de hoge noten uitgehamerd worden door twee piano's - de rijkdom van hun klankenspectrum doet onweerstaanbaar denken aan Balinese muziek. De melodieën van de houtblazers en de harmonische golven van de strijkers zijn daar bovenop gestapeld. 'Eight Lines' is een schoolvoorbeeld van een 'klassiek' werk van Reich: de minste afwijking, elke bescheiden wijziging binnen een onontwarbare pracht van klanken opent volledig nieuwe perspectieven.

... und Ligeti ist auch dabei

We zouden kunnen zeggen dat de essentie van de minimalistische muziek berust op het 'stooreffect' van zeer snelle en compacte canons in een beperkt register. Het gehoor kan de contouren van de individuele figuren niet langer onderscheiden en de zo uitdrukkelijk aanwezige textuur maakt het onderscheid tussen de stemmen - op een schitterende manier - haast onmogelijk. Deze dubbelzinnige relatie tussen polyfonie en textuur fascineerde György Ligeti, die trouwens uitdrukkelijk hulde bracht aan Reich in een van zijn drie stukken voor twee piano's uit 1976, Selbstportrait mit Reich und Riley (und Chopin ist auch dabei). Bij wijze van contrapunt op Steve Reichs composities maakt De Keersmaeker voor deze voorstelling een choreografie op het eerste stuk voor twee piano's van Ligeti, Monument, en ook op het Symfonisch gedicht voor honderd metronomen, dat in 1990 deel uitmaakte van Stella, maar dan wel als een zuiver dadaïstisch object, zonder dat erop gedanst werd.

Als György Ligeti hier aan bod komt, is dat als duistere tegenhanger van Steve Reich - Reich de Apollinische figuur, de componist van de helderheid. Beide mannen delen dan misschien een voorliefde voor het 'proces', maar bij Ligeti is dat nooit kristalhelder; het lijkt onderhevig aan de wetten van de organische wereld, vol innerlijk gewriemel, waar op elk moment een plotse uitbarsting dreigt. Ligeti, die heel ironisch uit de hoek kon komen, beweerde dat hij enorm van Mondriaans schilderijen hield, vooral dan van heel dichtbij: want dan zie je dat er buiten de lijntjes is gekleurd. Men heeft ooit zijn verhouding tot de traditie beschreven als een flinke portie ganzenlever die men met de hiel tot diep in de vezels van een tapijt stampt.

Een verlangen dat blijft aanhouden

Wanneer hij het verloop van Anne Teresa De Keersmaekers carrière schetst, heeft Philippe Guisgand het over haar hardnekkigheid, die hij als een deugd beschouwt: “Daardoor ziet haar werk als kunstenares eruit als een guirlande die zich naar een doel slingert, zich daarbij voortdurend verlengend. Een stijl als een verlangen dat blijft aanhouden.

Wat bij haar blijft aanhouden, volhoudt en haar stijl uitmaakt, zijn niet zozeer echte obsessies als een bepaalde manier om haar tegenstellingen uit te zetten op een aantal lijnen.“Elk lichaam is een chaos van getallen - motieven - krachten”, schreef Novalis. Een chaos van getallen, dat is de oxymoron die Rosas kenmerkt. Het is in de gespannen verhouding, vervuld van nieuwsgierigheid, met de muzikale compositietechniek dat de choreografe met de grootste vaardigheid dergelijke paradoxen ontvouwt, in de toestand van onrust waarin de partituren waarvan ze zich meester maakt haar doen belanden; ze bevatten altijd veel meer tover dan wat men erin hoort. Becijfering en weerstand ertegen; uitpuren en verstoren; helderheid en polyfonische roes; op de plaats blijven trappelen en zich openen naar de ruimte toe. Of, kort gezegd, wat hier een neerslag krijgt onder Steve Reichs vaandel: van de slinger naar eindeloze spiralen.

Jean-Luc Plouvier

On sait la place qu'occupent la reprise, l'amplification, l'auto-recyclage même, dans le parcours d'Anne Teresa De Keersmaeker. Il est rare qu'un de ses spectacles ne retravaille un épisode du précédent, ou ne s'empare de son matériel gestuel. La spirale est assurément la figure-clé de la chorégraphe; son éthique, peut-être. Ethique de la spirale : "répète-toi pour mieux te décentrer".

Ici, aggravation du symptôme : il s'agit avec la Reich Evening d'opérer une coupe dans vingt-cinq années de travail, réunies par l'oeuvre d'un compositeur de prédilection - Steve Reich - et d'en élargir le répertoire. Le matériel est forcément disparate : c'est le risque et la beauté du pari. Mais le projet n'est pas rétrospectif. Dans une main, les processus statiques et hypnotiques des années 80, dont les phrases tenaient en une seule expiration, et qui fascinaient la vision; dans l'autre, les vertigineuses "fugues dansées" d'aujourd'hui, à base de phrases très longues, et qui débordent toute capture panoramique; avec l'oeuvre d'un quart de siècle, il s'agit de nouer une nouvelle tresse.

Steve Reich : mélange inédit de feu et de glace. Froide jubilation des processus, qui semblent conduits par quelque infaillible algorithme (où l'on reconnait la lointaine dette de Reich envers John Cage : que l'ego du compositeur s'éclipse si l'on veut que la musique advienne!). Conduite tactique de la dramaturgie : le processus n'est cependant jamais pur (tout comme chez Ligeti); l'artiste doit repérer ses points de courbure, ses virtualités déviantes, et s'en saisir; c'est l'art du coup de théâtre microscopique. Mais aussi, chez le Reich de la maturité, et généralement dans le final de ses oeuvres, une exultation au bord de l'excès, une aspiration mystique : l'invention paradoxale d'un "Alleluia" sans mélodie, qui surgit de l'entrelacement saturé des fréquences aigües.

matrice

En prologue du spectacle, avant l'entrée des musiciens et des danseurs, dans la pénombre : contemplation du "Pendulum Music" de Steve Reich, une "installation" de 1968. Deux microphones sont mis en mouvement pendulairement entre deux haut-parleurs jusqu’à l’extinction de leur mouvement, en produisant un contrepoint d'effets larsen. Pas de danse, à peine de la musique. Une matrice, une figure minimale émergeant des contraintes de la gravité. Aller et retour, accélération et ralentissement, répétition et inertie. Une Loi.

A partir de là, tout se construit et se compose - en spirale, précisément. "Marimba Phase" pour deux percussionnistes. Répétition, brouillage, canon. Puis la même partition jouée sur deux pianos, et l'apparition de deux danseuses : on reconnaît le "Piano Phase" de Fase, four movements to the music of Steve Reich, création de 1982 - toujours au répertoire de la compagnie après plus de 150 représentations. Mouvement pendulaire du bras droit, qui entraîne tout le corps dans une rotation perpétuelle. Une haute dépense physique qui contredit un processus logique : c'est un style inédit qui naissait là, un "formalisme expressionniste", pourrait-on dire, où l'expression procède de l'acte pur, et l'intensité de la contrainte.
Du même Fase, reprise du solo de "Violin Phase", où l'ivresse giratoire devient calligraphie : les bras fendent l'air tandis que, sur le sol, les pieds écrivent un impeccable mandala.

Du Just Before de 1997, on retrouve le "Drumming, Mouvement I", repris dans le Drumming Live de 1998, pour quatre percussionnistes et douze danseurs. Avec cette oeuvre pour percussions et quelques voix, écrite au retour de son voyage d'étude au Ghana, Steve Reich clôturait avec une joyeuse sauvagerie l'époque du minimalisme radical, consacré au strict déploiement de "processus graduels". Une seule courte figure rythmique se construit note par note, se diffracte en canons multiples, se condense en blocs et se propage comme au travers d'un filtre dans les trois familles de timbres percussifs : peaux, claviers, métaux. C'est l'autre bout du parcours de De Keersmaeker : la chorégraphe, toujours loyale envers la musique, répond au projet unitaire du compositeur, mais dans une surenchère polyphonique, une surabondance d'idées dont l'aisance étourdit. Le matériau de départ - une longue phrase dansée de plus de deux minutes - est soumis à toutes les variations, rétroversions, ralentissements et changements d'axes qu'il est possible d'exposer. Et la composition chorégraphique en appelle à toutes les ressources du Nombre d'Or pour régler les canons et l'occupation de l'espace. "Logique de l'incendie", écrit à son propos Philippe Guisgand. " Le corps dansant y est générateur de formes, tout comme on dit d’une flamme qu’elle “lèche” l’objet qui en est la proie, épousant ainsi sa forme".

Mais il faut arrêter là la descripition linéaire de cette soirée, qui s'ouvre dans la douce ironie d'un procédé didactique. On l'aura compris : après quelque temps, la progression linéaire ne tient plus. Lorsque le bras a rejoué l'oscillation pendulaire, que les pieds y ont mêlé le cercle et le déplacement, que le temps y a instillé l'impatience, c'est la figure de la spirale qui se lève, le tournoiement vers le dehors.

trois nouvelles chorégraphies sur des musiques de Reich

Seront écrites à l'occasion de ce spectacle, trois nouvelles chorégraphies sur des musiques de Steve Reich.
"Music for Pieces of Wood", de 1973, est un quintette pour claves (lamelles de bois qu'on entrechoque), sorte d'extension de "Clapping Music".

Créée en 1970 à Boston, la musique de "Four Organs" pour quatre orgues Hammond et maracas a sans doute constitué l'un des derniers scandales de la musique moderne : pas de canon rythmique ici, mais la déformation plastique d'un lourd accord hurlé par les orgues électriques. Chaque note de l'accord, comme un brin de laine autonome, s'allonge peu à peu au fil des reprises. Anacrouse (levée), point d'appui, désinence (détente) : un mouvement musical de base, exposé à la manière d'un "thriller" dans un ralenti croissant.

"Eight Lines", de 1979, est un long et brillant ostinato de 20 minutes. Construit sur un canon d'accords martelés dans l'aigu par deux pianos - dont la richesse du spectre évoque irrésistiblement la musique balinaise -, à partir desquels se construisent mélodies de bois et balancements harmoniques des cordes, "Eight Lines" est le prototype de l'oeuvre reichienne "classique" : au sein d'un chatoiement sonore indémêlable, la moindre altération, un simple changement d'instrument font basculer toute la perspective.

... und Liegti ist auch dabei

L'essence de la musique minimaliste, en somme, tient dans l'effet de brouillage que produisent des canons serrés, à haute vitesse, dans des registres réduits : l'oreille y perd le contour individuel des figures, et le pur effet de texture y menace délicieusement la lisibilité des voix. Cette ambiguïté polyphonie / texture avait fasciné György Ligeti, qui rendit explicitement hommage à Reich dans l'une de ses trois pièces pour deux pianos de 1976, Selbstportrait mit Reich und Riley (und Chopin ist auch dabei). En contrepoint aux oeuvres de Steve Reich, De Keersmaeker chorégraphiera pour cette soirée la première des pièces pour deux pianos de Ligeti, "Monument", ainsi que le "Poème symphonique pour cent métronomes", jadis présenté sans danse, en pur objet dada, au coeur du spectacle Stella de 1990.

Si György Ligeti est convoqué ici, c'est en tant que face d'ombre de Steve Reich - Reich le limpide, l'apollinien. Même goût pour le "processus", oui, mais le processus ligetien n'a jamais l'éclat du cristal : il semble obéir aux lois du monde organique, habité de grouillements internes, en péril de soudaines irruptions. Ligeti, qui ne manquait pas d'ironie, disait adorer la peinture de Mondrian, surtout si on la contemple de tout près : les traits bavent. Ou comparait son rapport à la tradition à une belle tranche de foie gras, qu'on enfoncerait du talon dans les fibres du tapis.

un désir qui dure

Retraçant le parcours d'Anne Teresa De Keersmaeker, Philippe Guisgand épinglait sa vertu d'opiniâtreté, "qui confère à son entreprise artistique l'image d'une guirlande tendue vers un but et qui se prolonge sans cesse. Le style comme un désir qui dure".

Ce qui dure, insiste et fait style chez elle, ce sont moins des obsessions radicales qu'une certaine manière de tendre ses lignes de contradiction. "Chaque corps est un Chaos de nombres - figures - forces", écrivait Novalis. Un chaos de nombres : voilà, c'est l'oxymore de Rosas. C'est dans son rapport tendu et curieux à l'écriture musicale que la chorégraphe déploie au mieux ce type de paradoxes, dans l'intranquilité où la laissent les partitions dont elle s'empare, toujours plus chargées de sortilèges que ce qui s'en entend. Chiffrage et résistance au chiffre; épure et brouillage; lisibilité et ivresse polyphonique; piétinement répétitif et ouverture à l'espace. Ou encore, au plus court, ce qui se condense ici sous le nom de Steve Reich : du pendule aux spirales infinies.

Jean-Luc Plouvier