Z1, from "Sufi Letters" (Jean-Luc Fafchamps)

share:

Lille (FR) : Opera
April 16th | 18:00

   

Z1 (Zà') (Undertows)

by Jean-Luc Fafchamps,
for viola, piano and electronics.
Concert with commentary
(Fafchamps & Plouvier)
   
Jeroen Robbrecht, viola
Jean-Luc Plouvier, piano
Alexandre Fostier and Jean-Luc Fafchamps, sound and digits
   

Before the concert...

... listen to the piece here (second track on the player)
... visit the Jean-Luc Fafchamps website

More details : Opéra de Lille

JL Fafchamps is currently developping  several long-term projects in which his taste for paradoxical constructions and his sense of synthesis are blossoming into mutually referential pieces. Since 2000, he is working on the development of a vast network of cycles – the Sufi Letters – a manifesto for writing, stylistic openness as rhetoric and the use of analogue correspondences as the basis for a system.
   
The last part of his triptych for piano, Back to ... was written as compulseray work for the semi-finals of the Queen Elisabeth Competition in 2010. His work has been the subject of five monographic recordings for Sub Rosa

  • Attrition (1993),
  • Melencholia si… (2003),
  • KDGhZ2SA, a Six-letter Sufi Word (2012),
  • Back to… (2013)
  • and YZ3Z2Z1S2, a Five-letter Sufi Word.

A record of his music for small formations, ….lignes…, has also been published by Fuga Libera (2009). 
   
   

Presentatie

   
Jean-Luc Fafchamps, geboren in 1960, is componist en pianist (lid van het Ictus ensemble). Zijn muziek getuigt permanent van een hoogmoedige en melancholische meditatie over het voortglijden van de tijd. Op het eerste zicht lijken de uitgangspunten die de componist hanteert de eenheid en de veiligheid van de lyriek na te streven: sterk uitgewerkte partijen voor alto, hobo en hoorn, openlijk welluidende harmonie voor klavier en strijkers.

Maar een ander lot ligt op de loer. Ondanks zijn uitgesproken voorliefde voor 'bezweringsformules' (term die hij zelf gebruikt), beschikt de componist over de fijngevoeligheid die hem eigen is om zich niet helemaal te laten meeslepen in die geestdrift. De genadeloze, onderhuids aanwezige ironie die zijn muziek bezielt, voorziet haar van kenteringen en wendingen die de haar temperen, omlaaghalen en haar behoeden voor al te veel glitter. Zodat uiteindelijk grenzen vervagen en we niet meer goed weten waar we het hebben.

Metamorfoses en geleidelijke verschuivingen, overlapping tussen stemmingen, overgangen van de ene schrijfstijl naar de andere: Fafchamps klampt zich niet vast aan één stijl en maakt muziek die schottenloos is. Niet op de sarcastische, beleerde en briljante wijze van de post-moderne componist maar met een vreemde willekeur.

Een Mot Soufi is opgebouwd als een niet-willekeurige opeenvolging verschillende Lettres Soufies. Het heeft weinig zin om op heden een volledig overzicht te geven van de regels waarop een dergelijke indeling gestoeld is daar er nog maar vijf 'lettres' bestaan.

Het systeem baseert zich voor zijn opbouw op een groot aantal, voor het merendeel zuiver muzikale gegevens: instrumentarium, structuur, genre, karakter, contrastniveau, energetisch type, duur, zinsbouw, element,… maar ook gegevens die voortvloeien uit de alfabetische tabellen. Elk geheel of 'Mot Soufi' ontleent zijn samenhang aan een geheel van regels zoals contrast, afwisseling, complementariteit, enz… die als het ware een grammatical systeem vormen waarbinnen een beperkt aantal combinaties mogelijk zijn maar waarbinnen ook uitzonderingen bestaan.

Koen Van Meel, 2013, voor Kwadratuur.be

   
Back to...
     
De Belgische componist Jean-Luc Fafchamps steekt het niet onder stoelen of banken: de drie werken die op ‘Back To…’ te horen zijn, mogen gerust gezien worden als een persoonlijke hommage aan de pianoliteratuur. Wie de stukken, die tezamen, afzonderlijk of in eender welke combinatie en volgorde uitgevoerd kunnen worden, beluistert, heeft die toelichting echter niet nodig. De verwijzingen naar de pianomuziek van Ligeti, Debussy, Messiaen, Liszt en Chopin zijn meer dan duidelijk.

Toch klinken de stukken vrij en complexloos. Zoals Fafchamps zich niet verliest in een flauw eclecticisme, zo gaat hij ook niet geforceerd op zoek naar atonaliteit, conceptuele techniciteit of virtuositeit. Alle drie de stukken klinken spontaan, alsof ze op een hoogst natuurlijk manier ontstaan zijn. Dat Fafchamps zelf pianist is, kan daarbij geen toeval zijn.

Het wordt allemaal nog vanzelfsprekender wanneer de titels bovendien een goede indicatie lijken van waar het de componist om te doen is. ‘Back To the Pulse’ laat inderdaad duidelijke muzikale pulsen horen en lijkt bovendien te flirten met de repetitiviteit. Toch is van zuivere herhaling weinig sprake, want in plaats van letterlijk te kopiëren, laat Fafchamps het muzikale materiaal bij elke verschijning veranderen.

Dat muzikale materiaal is vaak mooi herkenbaar, van het tertsinterval dat het begin domineert en verspreid over extreme registers in verschillende liggingen terugkeert tot de snel dalende lijn die zo uit de inleiding van Chopins ‘Etude Révolutionnaire’ weggelopen lijkt. Fafchamps laat de herkenbare beweging echter ritmisch, melodisch en harmonisch evolueren. Een gelijkaardige behandeling krijgt een heldere melodie die later in het werk opduikt en die samengeplukt wordt uit een reservoir van slechts enkele noten. Door daarin te schrappen of de noten van volgorde te veranderen, neemt ook dit element steeds andere gedaanten aan.

Toch klinkt ‘Back To the Pulse’ niet zomaar als een opgeklopte sonatevorm. De variatie beperkt zich niet tot het muzikale materiaal, maar is ook te vinden in de uiteenlopende richtingen waarin de muziek gestuwd wordt. Die schurkt nu eens tegen een romantische cadens aan om later scherp hoekig te zigzaggen waarbij het verloop gebroken wordt door dissonante clusters. Later legt Fafchamps dan weer mooi enkele polyfone lagen over elkaar en even, heel even, loenst hij zelfs even naar Gershwin met jazzachtige drive.

Het tweede stuk, ‘Back to the Sound’ is met iets meer dan acht minuten het kortste van de drie. Fafchamps schreef het als opgelegd werk voor de halve finale van de Koningin Elisabethwedstrijd 2010. Zeker in het begin lijkt het stuk een klassieke variatiereeks op een dalend thema dat enigszins verwant lijkt met het Chopin-achtige idee van het eerste stuk. Dit basisgegeven maakt een hele omwenteling door, maar blijft vaak goed hoorbaar.

Toch is het stuk ook meer dan een moderne variant van een reeks achttiende eeuwse variaties. De behandeling van het materiaal is veel vrijer en de muziek belandt in heel uiteenlopend vaarwater, zoals de roterende mechaniekjes van Ligeti, kristallen harmonieën of nazinderende akkoorden die alle ruimte laten aan fonkelende melodieën. Toch brengt Fafchamps het basismateriaal tegen het einde ook terug, zij het dan in omgekeerde, stijgende gedaante, waarna het uiteendrijven van de twee handen in extreme tessituren weer de handtekening van Ligeti verraadt.

Zoals de titel al insinueert, neigt de melodievoering in ‘Back to the Voice’ inderdaad naar het vocale: niet zozeer wat expliciete zangerigheid betreft, maar wel door de beperkte tessituur, waardoor de muziek plots heel wat minder “pianistiek” klinkt. Ook nu blijft Fafchamps echter niet in een idioom hangen, want hoewel het stuk opent met iets wat doet denken aan een parafrase op Schuberts ‘Erlkönig’, borrelt daarna de muziek vervaarlijk op uit de laagte, als in een étude van Liszt.

Ondanks een romantische clash, blijft ook dit werk vrij van pathetiek, al was het maar omdat het ook nu weer geregeld andere oorden opzoekt. Zo belandt het uiteindelijk zelfs in de benevelde lyriek van een melodie die “braaf” op een begeleiding zweeft, als in een 21ste eeuwse versie van Schumanns ‘Träumerei’ om later weer virtuoos te gaan ratelen en uiteindelijk uit te lopen op een lang naklinkend akkoord.

Breed geschakeerde, maar vormelijk coherent, klinken de stukken van Fafchamps op ‘Back To…’ eigenlijk heel toegankelijk, maar zonder in goedkope of populaire tendensen te vervallen. Een indruk die nog versterkt wordt door de natuurlijke uitvoeringen van pianist Stephane Ginsburgh. ‘Back To…’ is dan ook een ideale cd voor diegenen die denken dat hedendaagse gecomponeerde muziek niets voor hen is. Als ze tenminste bereid zijn hun mening te herzien, uiteraard.

Koen Van Meel, 22ste september 2013

 

1 : Dixit Fafchamps

Il y a quelques années (c'était en 1999), alors que j'étais à la recherche dans ma musique d'une formulation incantatoire qui ne soit pas empreinte du fumisme hypnotique souvent inhérent au genre, je suis tombé - oserais-je dire par hasard? -, sur une présentation du Jawâhiru'l Khamsah, traité Soufi rédigé par le Sheikh Abûl-Muwwayid du Gujerat, où figurent de curieux tableaux dévoilant les clés de la « science » du Da'wah. Le Da'Wah est une méthode secrète d'incantation et de méditation mystique, plus ou moins licite dans la tradition islamique, qui se fonde sur une théologie symbolique des lettres. Les lettres de l'alphabet arabe, les attributs divins, les chiffres, les quatre éléments, les sept planètes, les douze signes du zodiaque, ... y sont intégrés dans un système complexe qui constitue sans doute le réseau de correspondances symboliques le plus étendu au monde.

En dépit des apparences, mon projet n'était ni de m'adonner publiquement à l'ésotérisme, ni de tenter vainement de renouer avec l'esprit du rituel. Il s'agissait plutôt de me doter d'un terrain d'inspiration complexe et globalisant, issu d'une tradition séculaire qui lui confèrerait - à mes yeux - sinon une crédibilité, du moins une force de persuasion énigmatique, apte à guider ma main hors du champ de la pure combinatoire, sans recours à une légitimation naturaliste. Cette méthode devait canaliser des relations archétypiques et restreindre localement, sans le fermer, le domaine des possibles
(...)

2 : Présentation

Jean-Luc Fafchamps, compositeur et pianiste (membre de l'ensemble Ictus) est né en 1960. Sa musique (un catalogue de près de vingt-cinq pièces) témoigne en permanence d'une méditation hautaine et mélancolique sur le passage du temps. Les propositions de départ de ses oeuvres semblent de prime abord viser l'unité et le long terme, la durée confiante du lyrisme : chants soigneusement travaillés de l'alto, du hautbois ou du cor anglais, harmonies ouvertement sonores des claviers ou des cordes. Mais un fatum dépressif les guette. Malgré le goût du compositeur pour les "formulations incantatoires" (ce sont ses termes), une sorte de pudeur innée lui fait toujours renoncer en cours de route à la plénitude de l'exaltation. Animée par la cruauté d'une secrète ironie, sa musique accueille en son sein des processus d'usure, d'entropie et de demi-tour qui la ralentissent, la tirent vers le bas, la préservent d'un lustre trop éclatant. Jusqu'à faire advenir un horizon trouble, nous déposer entre deux frontières : un peu comme par chance, comme on se réveille lors d'un long voyage. Ou par une de ces volte-face irrévocables et insensées dont seuls sont capables les timides.

Musique de la métamorphose et du processus, des croisements d'atmosphères, des glissements d'une technique d'écriture à l'autre, la musique de Fafchamps semble se moquer des "styles", qu'il brasse de manière inattendue. Non pas à la manière sarcastique, érudite et brillante du compositeur post-moderne, mais avec l'étrange indifférence que certains hypocondriaques manifestent à leur profusion de maladies, ou les fils prodigues à leur héritage.

L'innocence d'un autre temps, néanmoins, le fascine : amateur de longue date de Scriabine et de Messiaen, le compositeur réactive avec "Mot Soufi" le goût pour les grandes tables de correspondances symboliques qui unissent la musique aux énergies du monde, des caractères, des éléments et des vertus. Une opération qu'il faut lire, sans doute, comme une tentative de franchissement : franchissement de l'amertume d'un sujet musical éclaté, changeant et sceptique, qui se donne désormais "tel qu'il est" dans le réseau ouvert et chatoyant de ses virtualités.
      

3 : Jacques Amblard, 2005 (Le Monde de la Musique)

Le compositeur parle d’ « ésotérisme et d’humour noir » dans sa musique. On ressent bien ici le second de ces éléments … dans ces sonorités graves et grinçantes, ces montées cancanantes du cor anglais ou barrissantes du cor. Le dernier mouvement accentue encore, mais sans lourdeur, ce « devenir animal », comme eût dit Deleuze, des instruments. Fafchamps parvient à préserver l’impression d’un ordre mystérieux dans les cacophonies les plus joyeuses. On ressent toujours la présence souterraine d’un « maître du jeu », un soupçon de stravinskisme. Voilà un style réellement très original et maîtrisé. Poétique et drôle, et en tout cas une excellente surprise.

Jacques Amblard, janvier 2005


   
   

ps

Agenda for this project

April 2014
  • Date Show Location
  • Wed 16.04 Z1, from "Sufi letters" (Jean-Luc Fafchamps) Opéra de Lille - Lille - France

    Z1, from "Sufi Letters" (Jean-Luc Fafchamps)

    start: 18h Since 2000, Fafchamps is working on the development of a vast network of cycles – the Sufi Letters. read more